Tijdens een oefenwedstrijd tegen Werder Bremen, zakt Abdelhak Nouri, middenvelder van Ajax, opeens in elkaar. Zonder iets of iemand in de buurt, dus dat doet iets ernstigs vermoeden. Al snel wordt er geschakeld naar de studio en doet een journalist telefonisch verslag van wat hij in het stadion ziet: een afschermdoek, ambulances, medisch personeel en ook “je ziet spelers huilen, je ziet spelers bidden …”.
Heel kort en heel snel schiet op dat moment de vraag door me heen hoe dat laatste eruit zou zien; wat ze dan precies bidden en waarom. Nu ga ik echt niks zeggen over biddende vrienden en collega’s van een zich in (ogenschijnlijk) levensgevaar begevende jongen. Ik weet zelf wat het is als mensen voor je bidden wanneer je meer dood dan levend bent en ik ken ook het gebed voor anderen om wie je je grote zorgen maakt.
Van het gebed van anderen blijf ik af, maar ik wil wel iets zeggen over mijn eigen gedachten van de laatste tijd. Die gaan over wat je eigenlijk doet, als je bidt. Zoals ik het heb ervaren, heb ik me altijd gericht op iets/ Iemand buiten mijzelf. Ik vraag dan dat- of Diegene om dat wat er nodig was: hulp, genezing, redding, uitkomst … je kan daar zelf ook wel iets bij bedenken, denk ik.
Om eerlijk te zijn heb ik daar altijd een onbevredigd gevoel aan over gehouden. Niet dat ik het niet meende, ook niet dat ik er niet in geloofde, maar ondanks dat ik heb geleerd (actief en passief) dat een gebed niet het afwerken van een verlanglijstje is, kreeg ik toch wel vaak dat gevoel. Ik heb wensen/ verlangens en die leg ik dan ergens weg – ze gaan naar buiten mezelf.
Over dat laatste ben ik onrustig geworden en na wat gezocht, gepraat, gedacht en gevoeld te hebben, heb ik volgens mij ook ontdekt waar het onbevredigde gevoel vandaan kan zijn gekomen. Ik heb me gerealiseerd dat als ik dat wat ik wil of wat ik denk dat goed of nodig is of waarvan ik ook kan geloven dat God het wil, naar buiten breng (ergens neer leg), dat ik dan bij mezelf weg drijf. Opeens focus ik me op hoe dat- of Degene waarop ik mijn gebed richt, zou kunnen reageren. Is het goed of fout, is het terecht of niet, wordt er wat mee gedaan of niet?
Als ik hoorde zeggen dat ‘Bidden is het belangrijkste wat we kunnen doen’, dan voelde ik me schuldig. Want bij mij voelde het vaak leeg en goedkoop: alsof ik een lijstje met zaken waar ik niet aan toe kom, bij iemand anders op z’n bureau leg. Het heeft vaak gevoeld als in dat bijbelverhaal uit 1 Samuel 4: de Israëlieten vragen zich af waarom ze een oorlog niet kunnen winnen en bedenken dat ze de heilige kist van God moeten ophalen: “Als de heilige kist bij ons is, zal de Heer ons redden van onze vijanden”. De heilige kist meenemen is het belangrijkste wat we kunnen doen, zeiden ze. Maar vervolgens verloren ze de strijd. En ze verloren ook de kist.
Dat gevoel ken ik dus: het gevoel dat ik de kist/ mijn gebed kwijt ben. Ik heb volgens mij zo vaak geprobeerd ‘het te regelen’ met iets/ Iemand buiten mij, omdat ik er zelf toch geen grip op heb en ik heb me daar zo vaak verloren in gevoeld. Ik richt me op dat wat buiten mij ligt, maar raak mezelf zo kwijt.
Als ik het goed zie, is mijn beeld van bidden daardoor veranderd. Bidden is voor mij niet dat je iets aan (een) God vraagt of iets tegen hem zegt, maar bidden is dat je je naar binnen richt. Dus helemaal niet naar buiten. Het is voor mij niet zozeer dat ik nadenk over dat wat nodig is (en als iemand in levensgevaar is, hoef ik daar echt niet zo lang over na te denken), maar dat ik me concentreer op wat ik zelf voel. Op dat wat er met mij gebeurt.
Het gaat over de vraag: richt ik me naar buiten of naar binnen? Ik heb me zo vaak naar buiten gericht, dat ik niet eens wist wat er van binnen gebeurde. En ik denk nu: ik heb heel vaak de heilige kist opgehaald, maar ben vergeten naar mezelf te kijken.
Volgens mij begint een gebed wel juist daar: bij mijzelf. Bij hoe ik me voel en bij het nemen van tijd om dat te ontdekken; bij wat iets bij mij teweeg brengt en bij het concentreren op waar ik dat in mijn lijf voel. Het begint niet met woorden en omschrijvingen, met het uiten van vragen, klachten, loftuitingen etc. Het begint met: wat voel ik eigenlijk? Met : wat gebeurt er met mij?
Ik geloof, dat als je jezelf die vraag stelt, dat het bidden dan begonnen is. Want dan ontdek je wat er bij jezelf leeft, wat er in jouw huist en zo merk je wat jij zelf verlangt – en niet naar wat ‘de situatie vraagt’.
Als ik me indenk hoe het bij mij zou zijn als ik daar langs het voetbalveld staan in een Ajax-shirt, en iemand dan over mij zou zeggen dat ik sta te bidden, dan ben ik op dat moment waarschijnlijk bezig mijn eigen paniek te ontdekken. Of mijn angst. Of de pijn van een overleden geliefde. Of ik dwaal rond in mijn gevoel van machteloosheid. Dan ben ik begonnen met bidden, denk ik.
Want als ik paniek voel, verlang ik naar een rustgevende persoon om me heen. Als ik bang ben wil ik graag gerust gesteld worden. Als ik pijn heb zoek ik verzachting en als ik me machteloos voel heb ik vertrouwen nodig. Daar heb ik dan vervolgens ook mee naar buiten te komen.
Maar het begint binnen. Als het daar niet begint, blijft het altijd verloren voelen. Net als in Israël indertijd, zal het dan dus een hele tijd onrustig blijven. Totdat ik ontdek dat God niet in een heilige kist zit, maar in mij zelf. Het is in de eerste plaats zaak dat ik mezelf niet kwijt raak.